Informatie
12.6 Arraboon - onderpand
Driemaal wordt van het ontvangen van de heilige Geest in de Bijbel gezegd dat het een onderpand is van onze erfenis.
2 Korintiërs 1:22 – “… die ook zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft.”
(NBV: “… heeft gewaarmerkt als zijn eigendom en ons als voorschot de Geest gegeven heeft.”
2 Korintiërs 5:5 – “God is het, die ons juist dáártoe bereid heeft en die ons de Geest tot onderpand gegeven heeft.”
(NBV: “Hiervoor heeft God zelf ons gereedgemaakt, door ons de Geest als onderpand te geven.”
Efeziërs 1:14 – “… die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof van zijn heerlijkheid.”
(NBV: “… als voorschot op onze erfenis, opdat allen die Hij zich heeft verworven verlost zullen worden, tot eer van Gods grootheid.”
Een ‘onderpand’ of een ‘waarborgsom’ of een voorschot is iets dat men geeft als bewijs en garantie dat men het verschuldigde bedrag (later) ook in zijn totaliteit zal betalen.
Het is duidelijk dat we in dit sterfelijke lichaam onmogelijk alle volheid van God kunnen uitwerken en bevatten.
In 2 Korintiërs 5:4 gaat het erover dat ons sterfelijk lichaam door het leven zal worden ‘verslonden’.
Vers 5 zegt dat God ons juist dáárvoor bestemd heeft!
En dat Hij daarom de heilige Geest als ‘eerste aanbetaling’ heeft gegeven.
Het doel dat God met ons heeft is dus dat wij een onsterfelijk opstandingslichaam krijgen (net als Jezus dat had na zijn opstanding) en dat we dat alleen kunnen bereiken doordat de heilige Geest in ons woont en werkt met zijn gaven en liefde.
Dát is onze erfenis!
We hebben nu nog ‘slechts’ een aanbetaling van deze erfenis gekregen.
De Geest heeft Zich nog niet ten volle in ons kunnen ontwikkelen.
Als het voorschot, het onderpand ons al zo rijk maakt, hoe rijk zal dan niet de hele erfenis ons maken?!
Als wij de liefde najagen en streven naar de uitingen van de Geest, dán zullen wij de hele erfenis van God krijgen: ons opstandingslichaam!
Daarna zal de heerlijkheid van God in en door ons nog verdergaan, maar daarover kunnen we ons nu nog nauwelijks een voorstelling maken!
De Bijbel geeft daarover niet veel details, wel een persoonlijke ervaring van Paulus.
“En ik (Paulus) weet van die persoon – of het in het lichaam of buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het – dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken” (2 Korintiërs 12:3 en 4).