Informatie
12.2 Doorea - de gave
Dit woord is gebruikt voor: de (‘gratis’) gave van de heilige Geest.
Dit zelfstandig naamwoord wordt in het Nieuwe Testament voor geen enkele andere gift of ander geschenk gebruikt dan voor deze speciale gave, de heilige Geest.
Daar, waar het gebruikt wordt, gaat het steeds over het meerdere van de Heer.
Het is dus kennelijk door de Heer gereserveerd voor deze unieke zaak.
Johannes gebruikt het woord als hij het heeft over het levende water dat Jezus zal geven.
Johannes 4:10 – “Jezus antwoordde haar: Als u wist van de gave (doorea) van God en Wie het is, die tot u zegt: Geef Mij te drinken, u zou het Hem gevraagd hebben en Hij zou u levend water hebben gegeven.”
Vergelijk hiermee Johannes 6:35 en 48, waar Jezus zegt: “Ik ben het brood dat leven geeft” terwijl Hij, toen Hij sprak over het water van het leven, zei: “Ik geef het levende water.”
Dit water van het leven, deze ‘doorea’, kon pas komen nadat Jezus verheerlijkt was! (Johannes 7:37 en 39).
Lucas gebruikt dit woord in Handelingen 2:38, 8:20, 10:45 en 11:17, als hij spreekt over de doop in de heilige Geest.
Paulus wijst in Romeinen 5:15-17 op het dubbele aspect van het werk van God in verband met Jezus’ verlossingswerk.
a) er is de genade van God – de overvloed van genade;
b) er is de gave (doorea), bestaande in de gerechtigheid van Jezus.
De genade van God in Jezus (a) is in het werk van Golgotha.
De gerechtigheid van Jezus (b) is in de verheerlijking.
In Efeziërsbrief lezen we dat Paulus een dienaar (diakonos) van de Heer is geworden.
Diakonos betekent ‘dienaar’ of ‘diaken’.
In ruimere zin wordt het gebruikt voor iemand met een dienende taak in dienst van een persoon, bijvoorbeeld een koning.
Efeziërs 3:7 – “Van dat evangelie ben ik een dienaar geworden door de gave (doorea) van Gods genade, die ik ontvangen heb door zijn kracht die in mij werkt.”
Vergelijk hiermee Handelingen 1:8 en 9:17.
Aan de leden van de Gemeente in Efeze is aan ieder apart de genade gegeven naar de maat, waarin Christus haar schenkt (doorea).
Nog één uitspraak van Paulus blijft over, waar hij dit woord gebruikt.
2 Korintiërs 9:15 – “Laten we God danken voor zijn onbeschrijfelijk geschenk.”
Op het eerste gezicht lijkt het niet zo duidelijk, het lijkt een wat vreemde afsluiting van die passage.
Sommige tekstuitleggers spreken dan ook van een ‘slordig slot’.
Maar Paulus heeft het in vers 14 over de buitengewone (of: overtreffende) genade van God, die de gelovigen in Korinte hebben gekregen.
En dan dankt hij God voor zijn niet te beschrijven (onuitsprekelijk, onbeschrijflijk) geschenk (doorea).
Het blijkt dat dit doorzichtig genoeg is, vanuit het verband.
Dit vooral omdat het woord ‘doorea’ voor geen andere gave of gift is gebruikt.
Zowel Johannes, Lucas, Paulus en de schrijver van de brief aan de Hebreeën (waarschijnlijk ook Paulus) geven één betekenis aan deze gave: de heilige Geest.